Jan van Den Bosch openhartig in biografie: “Ik ben niet een christen die in het zoutvaatje blijft zitten”
Onlangs werd hij 70, maar van rustiger aan doen wil presentator en ondernemer Jan van den Bosch nog niets weten. Toch was de 70e verjaardag van deze ‘Globetrotter met een missie’ een mooie aanleiding voor een biografie over zijn leven. Het initiatief kwam niet vanuit Van den Bosch zelf, terugblikken is immers niks voor iemand die nooit stilstaat, maar uiteindelijk is hij er toch content mee. “Ik ben niet een christen die in het zoutvaatje blijft zitten, ik wil de wereld in.”
Op de social media-kanalen van zijn volgers prijkte onlangs een foto van een skydivende Jan van den Bosch. “Voor het goede doel”, stond erbij. En daarmee sprong hij een paar duizend meter boven Rotterdam uit een vliegtuigje. Het kenmerkt de man die eigenlijk altijd het nuttige met het aangename weet te verenigen. Of het nu zijn christelijke vakantieparken, zijn bordeauxrode Jaguar of een verdwaalde Hour of Power-kijker betreft, Jan is er ontzettend gelukkig mee en schaamt zich er niet voor om het in beeld te brengen. Nadat hij op zijn kantoor in Alphen aan den Rijn met gepaste trots een groot artikel over zijn biografie in het Algemeen Dagblad heeft laten zien, komen we ter zake.
In deze biografie staan ook een aantal bijdragen van mensen die met jou samen hebben gewerkt, wat heeft je daarin het meest geraakt?
“Ik vond alle veertig reacties bijzonder, maar wat mij echt raakte was de reactie van tv-presentator Jeroen Pauw. Wij kennen elkaar al heel lang. Ik vond het heel leuk hoe hij mij omschreef. Als tiener ging hij met zijn vader mee naar de radio-studio en ik maakte EO-radioprogramma’s met zijn vader. Hij schrijft dat God slechts één handdruk weg was als hij mij ontmoette.”
Bedoelde hij daar jou dan mee?
“Neee. Als je mij ontmoet ben je maar één handdruk van God weg, tenminste zo ervaart Jeroen Pauw dat. Jeroen schrijft ook over mijn EO-tijd, waarin ik met hem samenwerkte: ‘Jan liep niet, Jan rende. Jan gaf je geen hand, Jan nam je bij een begroeting in een houdgreep.’ Dat vind ik wel hele leuk dingen die ik herken van mezelf. Ik vond het ook heel ontroerend wat dominee Bobby Schuller over mij schreef, met grote dankbaarheid, over wat ik voor hem betekend heb bij zijn aanstelling als nieuwe voorganger van Hour of Power. Wat ik leuk vind is netwerken. Dat doe ik over de hele wereld. Ik kan goed verbinden en stel het op prijs als dat gewaardeerd wordt.”
Ben je een gevoelsmens?
“Ik ben een gedreven gevoelsmens, hart op de tong, soms een flapuit. Seculiere vrienden als Willibrord Frequin zeggen: ‘Als je met Jan praat, praat je over God’. Zo beschrijft hij dat in mijn boek. Aan Willibrord heb ik gevraagd niet zo veel te vloeken, en daar houdt hij zich aan. Ik ben niet een christen die in het zoutvaatje blijft zitten, zo van: wat zit ik hier heerlijk met het andere zout. Nee, ik wil uit het zoutvaatje. Ik wil de wereld in. We hebben een almachtige God die ons veel heeft toevertrouwd en ons oproept te werken aan recht en gerechtigheid. Aan-pakken dus!”
Je moet het dus zelf pakken?
“Precies, de hemel geeft, wie vangt die heeft. Dat is mijn lijfspreuk. Ik vind het doodzonde dat veel mensen hun kansen niet grijpen. Het is voor velen vaak te ver of te veel. Ik vind dat je hard moet werken, Ora et Labora, daartoe roept Jezus ons op in de gelijkenis in Mattheüs 25. De eerste dienaar stopte zijn aan hem geleende talent in de grond, lekker makkelijk! De ander maakte er drie van en de andere vijf. Tegen diegene die met zijn talent had gewoekerd zei de meester: ‘voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Ik zal je over veel meer verantwoordelijk maken.’ De vraag is, woeker je met de talenten die je hebt gekregen? Ik probeer dat, in mijn dagelijkse werk en in mijn functies voor goede doelen organisaties zoals Mercy Ships, Joni and Friend en de New Life Foundation.”
Je bent een globetrotter lezen we in het boek en op een gegeven moment val je uit een trein ergens middenin Afrika. Hoe kreeg je dat voor elkaar?
“Ik was enigzins dronken. Zo simpel was het. Ik was in Kenia en had net een grote actie voor EO Metterdaad ontketend in Oeganda. Ik zat in die trein tegenover een Zweedse diplomaat, en in mijn haast was ik vergeten eten en drinken mee te nemen. Die diplomaat had een coolbox met biertjes bij zich. Hij bood mij een pilsje aan maar ik sloeg keurig af: ‘Nee, ik drink nooit alcohol’. Maar die man zat lekker een pilsje weg te klokken en ik kreeg steeds meer dorst. Het was ontzettend heet. Op een gegeven moment vroeg ik er toch om. Het smaakte heerlijk. Toen nog één en nog één. Middenin de nacht kreeg ik vervolgens behoorlijk druk op mijn blaas. In mijn ondergoed ben ik wat aangeschoten door de trein gewaggeld. Ik dacht het toilet binnen te stappen maar deed de deur naar buiten open. En zo viel ik uit een rijdende trein, midden in de nacht, in de jungle. Een wonder dat ik het heb overleefd.”
Hoe hard ging die trein?
“Ik denk zo’n dertig kilometer per uur. Ik viel goed, zeker als je het niet aan ziet komen val je beter. Ik zag twee rode treinlichten verdwijnen in de verte, hoorde allemaal junglegeluiden om mij heen. Ik dacht: dit overleef ik niet, ik hoop dat ze mijn botten herkennen. Ik ben langs de rails gaan lopen en hoorde op een gegeven moment kinderen huilen. Er was een klein hutten dorpje en ik probeerde de stam duidelijk te maken dat ik uit de trein gevallen was. voor hen was ik een buitenaards wezen. Er werd een vuur gemaakt en daar stond ik… een boomlange blanke tussen veel kleinere donkere Kenianen, ze begrepen er niets van.’ De volgende dag kwam er gelukkig weer een trein langs en zijn we met de complete stam op het spoor gaan staan, toen kon ik weer mee. Inmiddels was er groot alarm geslagen in Nairobi en het leukste was de volgende dag had de Nairobi Times als kop op de voorkant: Dutchmen fell off Mombasa train in underwear.”
Veel mensen zijn geraakt door de relatie met je ouders die uitvoerig wordt beschreven in het boek, hoe komt dat denk je?
“Je wordt gevormd door het gezin waarin je opgroeit. Mijn vader vond televisie het kastje van de duivel. Daardoor ging het mij zo mateloos intrigeren. Als alles geleid wordt door God, en dat weet ik, dan was er al een plan. Hij dacht: Ik zet geen televisie neer in dat huis maar ik zet Jan later wel óp de buis.”
De relatie met je vader was soms wat moeizaam. Hoe kwam dat?
“Mijn vader kon moeilijk complimenten geven. Aan al zijn kinderen niet. Ik kom uit een reformatorisch gezin van negen en heb veel aan die opvoeding te danken. Tegenover anderen was mijn vader wel positief over ons. Maar hij kon het moeilijk tegen ons zeggen. Zo waren veel ouders in die tijd. Het was de naoorlogse generatie die Nederland weer op moest bouwen. Van hard werken ga je niet dood, was toen het motto. Nu hamer ik er op, zoals Henri Nouwen zegt: ‘Je bent Gods geliefde kind, dat is wie je bent. Niet wat je doet, niet wat je hebt of wat anderen over je zeggen’.
Ik heb er zelf weinig moeite mee om complimenten te geven. Ik had geen hekel aan mijn vader maar hij had wel iets meer waardering mogen uitspreken. Ik hielp hem trouw in zijn zaak. Mijn moeder hield écht van mensen. Ze maakte daarin geen onderscheid. Ongelofelijk knap, want in de kringen waar ik opgroeide was dat niet vanzelfsprekend. Mijn moeder deed altijd de deur wagenwijd open voor iedereen. Ik heb haar nooit boos gezien of haar stem horen verheffen. Door haar zachtaardigheid die ik in mijn onrustige hart niet had, wilde ik meer als haar zijn. Ik zeg veel tegen mensen: ‘Zolang je je ouders nog hebt, koester ze’. Mijn moeder kreeg een dodelijke hersenbloeding een paar jaar geleden, en twaalf dagen lang ben ik niet van haar bed geweken in het ziekenhuis.”
Heb je nog plannen voor de toekomst?
“Ik zal altijd bezig blijven. Sommigen zeggen: ‘Joh, ga lekker genieten’. Maar ik geniet van wat ik doe, ook al is het een zware tijd voor één van mijn bedrijven in deze coronatijd. Maar dat is ook een leerproces, het leven is niet maakbaar, maar breekbaar. Wat betreft de plannen, ik wil nog een lange wereldreis gaan maken en al die plaatsen bezoeken waar ik zo veel herinneringen aan heb. Ik wil daar minstens een halfjaar voor uittrekken. Ik wil tot mijn dood lekker actief zijn en nieuwe dingen doen. Ik ben geen presentator in ruste en ook geen christen in ruste.
Ik breng bijvoorbeeld nog regelmatig bezoek aan bijvoorbeeld voormalig minister-president Dries van Agt, ik heb hem veel geïnterviewd in zijn tijd als premier, maar ook sprak ik een geloofsheld als Anne van der Bijl. Ze zijn inmiddels in de 90. Het zijn mannen die niet vergeten mogen worden en een grote invloed op mij hebben gehad, daarvan zijn er nog veel meer. Aan de andere kant ben ik meer van de jongeren dan van de ouderen, en investeer ik graag in de komende generaties.”